Het lijkt in een vorig leven dat het een opgave was met elkaar af te spreken. ‘Over een maand heb ik een gaatje in mijn agenda.’ Voor corona uitbrak was dit een doodnormaal antwoord. Vaak - ik geef toe - hoopte ik ’s avonds op een verlossend belletje: ‘Sorry, kunnen we onze afspraak verzetten? Er is iets tussendoor gekomen.’ Dan veinsde ik teleurstelling en kroop op de bank. Werd ik verwacht, dan trok ik vaak zuchtend mijn laarzen uit de kast, fatsoeneerde mijn gezicht en haastte me naar de afspraak. Glimlach op. Vermoeidheidsmasker af. Achteraf was het altijd gezellig.
Ik durf het bijna niet hardop te zeggen en houd mijn mond als ik een bezorgd iemand spreek. Ook de media houden zich gedeisd; overal hoor en lees ik over corona-ellende. De zieken. De doden. De economische crisis. De afgrond waarin we zullen verdwijnen. Af en toe worden berichten opgeluisterd met een mooi initiatief om iemand te helpen. Terecht. En hartverwarmend. Maar waar zijn de berichten van mensen met een fijn huis, een tuin en een prettig gezin? Wie durft nu hardop te zeggen dat de afgenomen stroom aan verplichtingen verlicht? Dat de stress vermindert. En dat het, bizar, maar prettig voelt, die lege agenda. Ik, zeg ik bedeesd, en steek mijn hand op.
Er zijn veel dagen dat ik de beperkingen als bevrijdend ervaar. Is dat raar? Ik bewonder mensen met vitale beroepen (en kinderen thuis!). Ik leef mee met mensen die iemand hebben verloren, de coronadans net zijn ontsprongen of nu in gevecht zijn met het virus. Natuurlijk! Mijn geluk neemt niemands ongeluk weg en toch schaam ik me ervoor. Is het kies om erover te schrijven? Of kan ik beter over baalmomenten schrijven? Die zijn er ook. Over mijn frustraties in een huis vol stoeiende jongens? Verveling? En te weinig sociaal contact? Nee, ik kies ervoor een ander geluid te brengen: te schrijven over wat nu wél lukt – het voelen van saamhorigheid. Het blij zijn met wat je hebt. De helderblauwe lucht boven Amstelveen. Frisser. Stiller. Zuiverder dan ooit. Mijn gezin. Mijn geluk.
De ellende om me heen went, hoe erg dat ook klinkt. Ik geef het toe. Schaam me diep. En geniet. Mag dat? Of kan ik ons geluk beter verbergen achter vier muren, een heg of een hek? Uit respect. Een duivels dilemma.
Jacobine van den Hoek
***
Jacobine schreef de debuutroman, Zondebok. Een verhaal over liefde, moed en macht in aanloop naar de 80-jarige oorlog. Het boek is (online) te bestellen bij elke lokale boekhandel. Ook als luisterboek en e-book.
Fragment uit Zondebok:
Naast zich hoort ze een gelukzalige zucht. Ze durft niet meer door haar wimpers te gluren. Voelt zijn blik op haar huid branden. Een tijd lang is het stil en hoort ze het gezang van vogels en kikkers, met het gezoem van insecten als achtergrondkoor.
‘Ik heet Ger, trouwens. Eigenlijk Gerrit, maar iedereen noemt me Ger. Zo mag je me ook wel noemen: Ger.’
Een tijd lang is het stil.
Ze moet even zijn ingedommeld als hij weer begint te praten.
‘Voordat ik je zag, vroeg ik me iets af. Eigenlijk wil ik weg. Gewoon ergens heen gaan en zien of ik het red. Misschien naar Amsterdam ofzo. Daar is altijd wel werk te vinden. Mijn vader zou dat doen, weet je. Hij wel. Jij zou m’n vader geweldig vinden. Zeker. Hij durfde alles. Deed het gewoon. Zoals ook die avond…’
Daarna zwijgt hij weer – tot haar ergernis. Wat deed zijn vader dan?
Comments