Als ik mijn ogen dicht doe, hoor ik het stromen van het water en het zachte timbre van de stem van Lize Spit. We zitten niet bij een prachtig beekje of een waterval. Het geluid is van een continue stroom van regenwater, dat vanaf het dak door de leidingen van boekhandel Atheneum in Haarlem naar beneden stroomt. Vanavond interviewt Jeroen Vullings, redacteur van Vrij Nederland en literair criticus, Lize Spit over haar boek Het Smelt. 70% Lize
Hoewel ze bekent dat ze het geven van interviews niet zo leuk vindt: ‘Het waren er het afgelopen jaar zo veel,’ antwoordt ze vriendelijk en openhartig op alle vragen van Vullings en het publiek. ‘Als ik wil kan ik weken vullen met aanvragen die ik binnen krijg. Ik doe nu alleen nog maar dingen die met mijn boek te maken hebben.’ Het tekent Lize. Schrijven doet ze het liefste, dat merk je aan alles. ‘Laatst had ik ruzie met mijn vriend. We combineerden een saunabezoek met een interview, en hij vroeg mij om 100% Lize te zijn. En toch… We zaten in de hamam, hij zat in een hoek, voor een infrarood paneel, en het was alsof hij werd gestraft in die sauna. In mijn gedachten creëerde ik alweer een verhaal. Ik heb het nooit geschreven, want dan zou hij weten dat ik toch weer 70% Lize, de schrijfster was.’ Schrijfster ‘Hoe het zou zijn om schrijfster te zijn? Ik had er nooit een concreet beeld bij, of vermoed dat ik een foto van mezelf in de krant zou zien. Laat staan, dat mijn boek vertaald zou worden in tien talen, en verfilmd zou worden. Toch noemde ik mezelf schrijfster, zelfs voordat mijn boek werd gepubliceerd. Terwijl veel schrijvers, die al meerdere boeken hebben uitgegeven, nog steeds twijfelen bij de vraag: wat is uw beroep? Dat heb ik niet. Op mijn kantoor werk ik van 9 tot 5 uur. Dan schrijf ik. Doe ik mijn werk.’ Eerste druk
‘Veel schrijvers zijn trots als ze de eerste druk van hun boek in handen hebben. Ik werd er juist treurig van. Een jaar lang had ik het gevoel, ik ga dit boek afmaken, en als het af is, dan is het van mij. Klaar. Maar op het moment dat ik de laatst punt zette en ik het manuscript opstuurde, raakte ik het juist kwijt. Dat vond ik een heel grote desillusie. Aan al het mooie, mijn succes, zit een keerzijde, leerde ik.’ Jeroen Vullings, verwijst naar de spreuk Het geluk om jezelf in druk te zien (Museum Plantijn, Antwerpen), en vraagt: ‘Bij jou was het dus de laatste punt waarbij je geluk voelde, en niet zozeer de eerste druk?’ Lize beaamt dat, ze voelde totaal geen blijdschap toen ze een foto voor Facebook maakte met haar eerste gedrukte boek. Taal Vullings heeft zich goed voorbereid en kan het soms niet laten zijn senioriteit te tonen: ‘Ik recenseer vanaf 1985, een paar jaar voor jij werd geboren.’ Hij bekent: ‘Ooit recenseerde ik een boek van een Vlaamse schrijver, en schreef: jammer dat er toch nog Vlaamse uitdrukkingen instaan. Intussen lezen Nederlanders veel Vlaamse boeken. Jij hebt vast bewust de taal gebruikt die past bij jouw verhaal?’ ‘Ik heb me er weinig mee bezig gehouden,’ zegt Lize eerlijk. ‘De taal van het dorp waarin het verhaal zich afspeelt, was voor mij een veilige zone waarin ik mij kon begeven. Ik heb nooit gedacht, weten ze in Nederland wel wat dat betekent?’ Dan schiet ze in de lach. ‘Pas nu weet ik dat jullie het woord ‘lavabo’ niet kennen, een soort wasbak. Ik gebruik ook geen correct Vlaams, het is Verkavelingsvlaams. Er zijn veel taalpuristen uit Vlaanderen die fouten in mijn boek hebben gevonden, en die het mij kwalijk nemen dat ik geen correct Vlaams schrijf. Vertaling
‘Door de vertaling van Het Smelt, in bijvoorbeeld het Duits, heb ik veel geleerd over mijn eigen roman. De vertaalster Helga van Beuningen wees mij op mijn woordkeuze en vroeg naar de bedoeling ervan. Ze wees mij op kleine dingen, bijvoorbeeld of ik met een half muurtje, een halfhoog of halfbreed muurtje bedoelde. Lijsten stuurde ze, pagina’s vol taalvragen.’ Het verleden Vullings: ‘De wereld uit de jaren ’90, die je beschrijft bestaat niet meer. Tegenwoordig zitten jongeren op schermpjes. Dit kan een pantser zijn om met sores om te gaan, om met een disfunctionele familie om te gaan. Ook in jouw boek hebben de ouders geen aandacht voor de kinderen en zijn ze druk met zichzelf. Het schrijven werd een pantser. Klopt dat?’ ‘Ik herinner me nog dat er beneden bij mij thuis iets heel verschrikkelijks gebeurde, maar ik dacht: oké, dit is heel vervelend, maar ik ga hier later een boek over schrijven. Het boek kwam maar niet, waardoor ik op een gegeven moment dacht, ik heb mezelf als tiener voorgelogen. Het voelde alsof mijn pantser wegviel. Lezen en schrijven Ik ben geen belezen schrijver, heb ook geen klassiekers gelezen. Het enige wat ik altijd heb gedaan, is heel goed kijken. Dat doe ik al een lange tijd. Alles wat ik meemaak, is materiaal voor een boek, ik noem het: een volgend niveau. Nog altijd verzamelt Lize informatie. Dat maakt het lastig, vindt ze, want daardoor zal ze nooit een historische roman schrijven of een boek met politieke analyses. Ze doet iets met de kleine dingen, bijeengeschraapt tijdens haar leven. En juist dat, maakt haar schrijfstijl herkenbaar en mooi. Daarover is iedereen het eens in boekhandel Atheneum in Haarlem. Jacobine van den Hoek Volg haar op Facebook of Twitter Interview Lize Spit, door Jeroen Vullings, 12 januari 2017 in Boekhandel Atheneum Haarlem
Het Smelt Das Mag Uitgeverij BV Uitgekomen: januari 2016 407 pagina’s