Zorgen buitelen als dorre bladeren door de straten en om ons huis. In restaurant Colijn, Café Thijs en ’t Wapen worden wanhopige gebaren gemaakt. Hoe is het mogelijk? Hoe kan het dat men kiest voor een leider die zo overduidelijk fout is? We loeren naar een naderende tsunami van onheil, we zien de golven aan de overkant van het water. Er is onbegrip, angst. Tegelijkertijd stijgen aandelen- en bitcoinkoersen. De rijken, leunend in het pluche, houden wijselijk hun mond.
Het lijkt zo lang geleden dat we elkaar met wantrouwen aankeken, elkaar uit de weg gingen en elkaar vermeden. Een virus dreef ons uit elkaar; we zouden allemaal sterven! Angst groeide als een tumor in buik en borst. Uitzaaiingen trokken naar onze gedachten. Er ontstonden kampen van voor- en tegenstanders. Het begrip voor elkaar was ver te zoeken. We kregen smetvrees, en iedereen kreeg last van relatie-angst. Het zou nooit meer goed komen! De wereld was veranderd. Met wantrouwen woog ik elk woord voordat ik iets uitsprak. Ruzie wilde ik niet hebben. De media bevestigden onze gevoelens. We hadden een onherstelbaar probleem.
Het is waar, de wereld is veranderd, en toch ook weer niet. Oude systemen lijken zich te herstellen, merk ik. We zoeken elkaar weer op, missen elkaar. Ik raak mensen weer aan, zonder dat radartjes in mijn hoofd afgaan en ik waarschuwingssignalen ontvang. Ik heb mensen weer lief. Ze verwonderen me – zelfs als ze anders denken.
Hoe afschuwelijk de covidjaren ook waren, ze hebben me veel gebracht. Ik leerde: de soep wordt niet zo heet gegeten als die wordt opgediend. Controle hebben is fijn, maar loslaten voelt beter. Vanaf het moment dat ik me richtte op zaken die ik wél kon beïnvloeden en ik de manier veranderde waarop ik naar problemen keek, werd alles lichter. Heel veel lichter. En dus maak ik me niet druk om een verkiezing in de VS, om een leider in Rusland met maniakale trekjes of een ondernemer die Starlink-satellieten laat zweven en ons luchtruim vervuilt. Ik huil pas als mijn eigen wereld wordt geraakt. En dat kan erg lang duren. Want ik word nog steeds blij van een zonsopkomst en -ondergang, witte veertjes in het gras, een ontluikende bloem van een zaadje dat ik maanden geleden in de aarde drukte. Dus totdat de hete soep wordt opgediend, en tot ik die zal moeten opeten, zal ik glimlachen en genieten van dat wat er is.
Bình luận