De bakolie is op en we hebben geen brood meer. Ik kijk naar de klok. Een uur. Vrijdagmiddag. Prima tijd om even naar de AH Van der Linden te gaan. Uit de gangkast neem ik een plastic tas. Ik stap in de auto, te lui om mijn fiets te pakken – vanmorgen al genoeg gesport – en rij in sukkeldraf naar de winkel.
Een file verspert de toegang naar de parkeerplaats. De fietsenrekken staan tjokvol. Hoewel het me niet verbaast trek ik toch een wenkbrauw op. Het is vrijdag de dertiende en iedereen lijkt dat ook zo te ervaren. Vanaf vandaag is het menens. Hoewel het Cobra museum nog open is, heeft de bibliotheek haar deuren per direct gesloten. Optredens in Venstra, P60 en in ANNA, alles is afgelast. En erger nog (volgens de mannen in mijn gezin) de Formule1 en de start van de Giro ‘d’Italia gaat niet door.
Met een trekmandje – iemand heeft het op het parkeerdek achtergelaten – wandel ik naar de winkel. Mensen ontwijken elkaars blik, doen een stap naar achter als het te druk is in een gangpad en speuren naar schaarse artikelen. Zeep. Toiletpapier. Pasta en rijst. Een enkeling heeft een briefje in de hand. De meesten trekken lukraak iets uit de rekken. Waar voorheen de gemiddelde Amstelvener de neus ophaalde voor kant-en-klaar voedsel en ingeblikte groenten worden blikken nu uit de schappen getrokken als afgeprijsd kaviaar. De stellingkasten bij de broodafdeling zijn leeg. Mijn halfje bruin kan ik vergeten.
Hoewel ik mij voornam niet mee te gaan in de coronapaniek raak ik besmet. Angst om mis te grijpen, iets te kort te komen, grijpt me bij de strot. Ook ik klauw naar overgebleven spullen. Pak de een-na-laatste bakolie uit het schap en stop daarna – want je weet het maar nooit – de laatste ook maar in mijn mandje. Gekkenwerk. Ik weet het. Lach anderen erom uit. En stop vervolgens weer iets in mijn mandje. Bang geworden door de gekte om me heen. Asociaal.
Bij bakker De Zeeuw koop ik het laatste half bruin. Een speciaaltje. De laatste. Alles is op. ‘Kuddedierengedrag,’ zegt de medewerker. De eigenaresse lacht erom: ‘Morgen bak ik weer nieuw.’ Ik lach terug. Ja natuurlijk, er is voldoende voorraad. Vrachtvliegtuigen vliegen nog. Als we dan toch ziek worden, laat onze geest tenminste helder blijven. Dat zeg ik tegen mezelf. Als een mantra. Keer op keer.
Jacobine van den Hoek schreef de debuutroman Zondebok.
Zondebok is nog steeds te koop bij de lokale (online) boekhandel en ook als e-book en luisterboek.
Fragment uit Zondebok: ....‘De pest heeft Amsterdam bereikt.’ Haar woorden treffen hem dit keer minder hard, maar zijn minstens zo effectief. ‘Ik ga niet naar de markt, Gerrit.’ Ze probeert resoluut te klinken. ‘Ik wil ons niet in gevaar brengen. Ik wil ons kind niet vermoorden...’ Een waas van twijfel trekt over zijn gezicht. Ze knijpt in het laken van hun bed en beweegt zich niet. Wacht op wat hij verder zal zeggen.
コメント