top of page
  • Foto van schrijverJacobine van den Hoek

Mysterieus hoekhuis


Elke keer wanneer ik langs rijd wordt mijn blik er naartoe getrokken. Het rechthoekige authentieke huis met het prachtig gevormde dak tegenover de molen De Jonge Dikkert. Het huis ademt iets mystieks uit. En na verloop van tijd is dat veranderd in iets berustends, iets weemoedigs. Een lange tijd stond er een omheining omheen. De ene keer was die gewoon effen wit, de andere keer was de omheining opgeleukt met een tekening en de laatste keer stond er een foto van de nieuwe bouwplannen voor het perceel op.

Op een dag waren de schotten voor de woning weer verdwenen en verfraaide het gebouw weer als vanouds de hoek van de Molenweg en de Amsterdamseweg. Het huis lijkt eenzaam en verlaten, maar de rook, die ‘s winters kringelend bij het buitentrapje naar boven cirkelt en de ramen die deze zomer open staan verraden dat er wel degelijk leven is. Ik stel mij voor dat de bewoners kunstenaars en muzikanten zijn. Ze zullen de muren hebben verfraaid met tekeningen van geurende bloemen, palmbomen en wilde dieren. ’s Avonds wordt er gezongen, gedanst, gerookt en gevreeën. De geur van wiet vermengt zich met wierook en vult het huis. En hoewel niemand geld heeft is er toch voor elke gast wat te eten en wordt er tot diep in de nacht gedronken en gerookt. Terwijl ik weer eens aan het dagdromen ben staat er een mooie jongen achter mij bij de kassa van de Albert Heijn. Zijn lange diepzwarte haren zijn in wel honderd vlechtjes gevlochten. Hij draagt zijn sportbroek boven zijn witte slippers en rekent, zonder veel op zijn omgeving te letten, zijn brood en een blikje energy drank af. Ik heb hem eerder naar het huis zien lopen. Als ik zijn boodschappen zie, denk ik: Ja natuurlijk, energy drank heb je nodig als je de hele nacht muziek hebt zitten maken. Maar hoe zit het precies?: Dit is mijn kans, hij kan de geheimen van het mysterieuze huis voor mij oplossen. Zal ik het hem vragen, durf ik dat? Met trage stappen loopt hij voor mij, langs de molen, richting de woning. Ik stap op mijn blauwe bakfiets en fiets achter hem aan. De ruimte tussen ons verkleint. Het kan nog, ik kan hem inhalen. Maar hoe dichterbij ik kom hoe groter de afstand tussen ons voelt. Het contrast tussen zijn reggae en mijn dagelijkse outfit is wel erg groot. Bijna ben ik bij hem als hij bij het stoplicht nog net door rood loopt en naar de achterdeur van de woning sjokt. Uit mijn ooghoeken zie ik de auto links van mij optrekken. Vertwijfeld blijf ik staan bij het stoplicht en kijk hoe de bijzondere rastajongen uit mijn zicht verdwijnt. Het moment is voorbij, aanbellen durf ik niet. En als ik een paar dagen later een verdacht normaal meisje met een emmer en een mop het huis binnen zie lopen denk ik: soms is het leuker je eigen dromen te geloven.

bottom of page