top of page
  • Foto van schrijverJacobine van den Hoek

Voetbalmoeder


Mijn jongste was vijf toen hij elke week vol ongeduld vroeg wanneer hij nou, net als zijn grote broer, echte voetbalschoenen aan mocht. Hij wilde de bal laten rollen! Hij was klaar voor het echte werk. De groene mat, daar wilde hij op spelen!

Op een zonnige woensdag liep ik naar voetbalvereniging Sporting Martinus. Ik vroeg aan een voorbijgaande ouder waar ik moest zijn om mijn zoon aan te melden. ‘Dat kan bij meneer Pijnenborg. Hij zit boven in de kantine, je herkent hem vanzelf.’ En dat klopte. Een oudere man, met witte krullen, zat in de nis van het clubhuis op een lange houten bank. Hij droeg een nette bruine broek met overhemd en boog zich over een tafeltje. Zijn blik strak gericht op de uitgespreide papieren voor hem. Een kuchje hielp niet om zijn aandacht te trekken. En ook het geklik van mijn hakken op de bruine tegelvloer maakte hem niet attent op mijn aanwezigheid. ‘Mag ik u wat vragen?’ vroeg ik hem met een vriendelijk stem. De oude man keek mij met zijn bruine ogen misprijzend aan. Ik beschouwde het maar als een aanmoediging en vroeg voorzichtig verder. ‘Kan ik mijn zoon hier inschrijven voor de Smarties?’ Meneer Pijnenborg pakte een formulier uit de stapel papieren en bromde, ‘U kunt hier de naam van uw kind invullen. Maar u moet wel meteen 15 Euro betalen.’ Ai, daar had ik niet op gerekend. Ik had geen cash geld bij me! Dat leverde mij een hele boze blik op. Nu moest hij ook nog naar het pinapparaat lopen! Onze jongens spelen nu alweer jaren met veel plezier bij Sporting Martinus. En altijd is meneer Pijnenborg aanwezig, als een baken van de club. Het is leuk om te zien dat zijn inzet voor de club verder gaat dan het doorsnee bestuurswerk. Iedereen kent hem en hij kent alle spelers. En ook ik ben besmet met het voetbalvirus. Dus daarom sta ik in alle jaargetijden, zwetend van de warmte, rillend van de kou of kletsnat van de regen langs de lijn. Op de woensdagen trek ik enthousiast mijn trainingspak aan. Dan mag ik de jongste Smarties trainen. Met mijn twee linkerbenen doe ik voor hoe de bal in het doel moet worden geschopt. ‘Maar dan moet de bal natuurlijk wel in de goal belanden,’ voeg ik er meestal lachend aan toe. De kinderen vinden het allemaal prima. Zolang de bal, of zijzelf, maar kunnen rollen. Intussen ‘poorten’ mijn zonen mij met gemak en dribbelen zij langs mij heen alsof ik er niet sta. Daarom heb ik besloten het trainen op te geven. Vanaf nu beperk ik mij tot het enthousiast aanmoedigen tijdens de wedstrijden. Iets te enthousiast, vinden mijn jongens. En ik moet bekennen, ze hebben gelijk. Zo hoorde ik mijzelf, afgelopen zaterdag, nog langs de lijn roepen: ‘Pak die bal! Even geen respect voor de tegenstander!’ Het leverde mij een boze blik van de trainer en van mijn zoon op. Het schaamrood steeg mij naar mijn wangen. Ik nam mij voor: vanaf nu houd ik ECHT mijn mond tijdens de wedstrijden.

bottom of page