Ik parkeer mijn auto en loop snel naar de achteringang van het hoge gebouw van glas en beton. Door mijn wijsvinger tegen een sensor te houden, gaat de deur van het oude CMG-gebouw vanzelf open. Gelukkig, mijn vingerprint is herkend. Tegenwoordig wordt de toren ‘Het Nest’ genoemd. Het afgedankte kantoorpand is, in een paar jaar, een warm nest geworden voor bijna tweehonderd startende en groeiende ondernemers.
Als ik binnenkom, zie ik, dat de eerste werkers al hebben plaatsgenomen aan de hoge bar. De geur van verse koffie activeert mijn hersenen. Bij de lift begroeten drie stoere donkere mannen elkaar, ze geven elkaar een boks en een knuffel. Ik had één van hen al uit een dure Audi zien stappen. De mid-twintigers zien eruit als rappers of filmsterren. Ze dragen mooie lange trendy jassen, Italiaanse gleufhoeden met zwarte band en opvallend fraaie sneakers. Het zouden ook gangsters kunnen zijn, bedenk ik me. Zouden ze iets in één van de zakken van hun lage-kruis-broek verstopt hebben? Er is ruimte genoeg. De breedste van het stel drukt op de zevende verdieping. Om zijn middelvinger pronkt een enorme zegelring.
Ik wil zo graag weten of mijn voorstellingsvermogen bij dit groepje klopt. Het voelt als een déjà vu: eerder was mijn hoofd op hol geslagen bij het zien van een mooie reggaejongen. Dat was bij een prachtig mysterieus huis in Amstelveen. Toen durfde ik niet in zijn wereld te stappen, bang voor de deceptie. Maar nu moest ik mij vermannen. Ik ben groot en wijs genoeg om gewoon even te vragen hoe het zit? Hoe die jongens aan die mooie auto’s komen? En waar ze gouden horloges en die dure kleding van betalen? Ik vraag of iemand op de liftknop voor de twaalfde verdieping wilt drukken. Eén van hen, hij heeft een grote baard, drukt vriendelijk op het knopje van de twaalf. Aangemoedigd door dit gebaar, trek ik mijn stoute schoenen aan en vraag hem: ‘Wat voor werk doen jullie eigenlijk?’ Ik hoop dat het er een beetje nonchalant uitkomt. Een argwanende, of zelfs gevaarlijke, reactie blijft uit. Een jongen, met een lange stijlvolle jas, kijkt mij geïnteresseerd aan. Hij vertelt dat hij schoenen verkoopt. Schoenen? Heb ik dat goed verstaan? Hij nodigt mij uit om de collectie te bekijken. En nog geen minuut later sta ik naast de man in zijn perfect gestylde kantoorruimte, met wel tachtig schoenen.
De oprichter werkte drie jaar geleden nog in een sneakerwinkel. Hij startte met het ontwerpen van zijn eigen luxe sneakers en liet tweehonderd exemplaren maken in China. Hij verkocht beter dan hij verwachtte. Vrienden en familie liepen in ‘no time’ in zijn creaties. De schoenenlijn werd geperfectioneerd, de productie verplaatste zich van China naar Italië. En toen Marco Borsato, Lange Frans en Demy de Zeeuw de trendy sneakers gingen dragen, was het hek van de dam. Inmiddels verkoopt zijn bedrijf de meest prachtige schoeisels in heel Europa.
Ik heb ervan geleerd dat mijn fantasie soms een loopje met mij neemt. De ‘gangsters’ blijken ondernemers te zijn, die durven te groeien, groot te denken. Respect!