top of page
  • Foto van schrijverJacobine van den Hoek

Gehijg in het bos


Met horten en stoten probeer ik zoveel mogelijk lucht tot mij te nemen. Zo snel als ik kan, ren ik naar boven, mijn voeten vliegen over de treden. Als ik op de heuvel sta zou ik het weidse uitzicht kunnen zien. Het gras steekt mooi af tegen de gekleurde herfstbladeren van de bomenrij in de verte. Maar ik zie het niet, er is geen tijd. Met een snelle beweging draai ik mij om. In twintig passen sta ik weer beneden, onderaan de trap. Mijn borst gaat verwoed op en neer. Het geeft niet, ik heb nog lucht. Om mij heen kijken heeft geen zin, het is duidelijk wat ik moet doen: nog een keer de trap op. En opnieuw sprint ik naar boven.

‘Dat kan sneller meiden!’ roept Don. Met zijn haren glad achterover gekamd, staat hij wijdbeens naar ons te kijken. Terwijl hij zijn armen over elkaar heen slaat, fronsen zijn wenkbrauwen. Dit is een serieuze zaak. ‘Kom op, voel je benen branden!’ Een boosaardige grijns trekt over zijn gezicht als hij plagend zegt, ‘Ik heb er zin in! ‘ Zijn kopstem galmt door het Amsterdamse bos. Niemand reageert. Geen tijd, geen lucht. Nadat we de trap 15 keer hebben beklommen komen we hijgend op adem. Een vrouw in sportkleding groet mij van een afstandje. Uit gewoonte steek ik mijn hand op. Pas na een paar seconde besef ik dat zij een oude studievriendin van mij is, ik heb haar al jaren niet meer gesproken. Meer dan ‘hé hoi,’ kan ik niet uitbrengen. Nog steeds hap ik naar zuurstof. Ze lacht en jogt weer verder. Wij sporters begrijpen dat asociale gedrag.

Vijf honden komen springend op ons af. Vrolijk plaatsen ze hun modderige poten op onze sportbroek. Het geeft niet, vies worden hoort bij Bootkamp. Don doet een stap naar achteren. Hij is gek op honden, maar ze moeten zijn smetteloze trainingsbroek niet bevuilen. Een moment lijkt het alsof de Labrador zijn poten op zijn gespierde O-benen plaatst. Op voorhand beginnen we al te lachen. Maar dan is er toch een andere hond die de Labrador afleidt. Opgelucht haalt onze stoere trainer adem.

Na de armoefeningen zijn de buikspieren aan de beurt. Met onze voeten geklemd onder de houten balk, leunen we naar achteren. De armen gericht naar de lucht. ‘Omhoog, naar links, naar rechts, scharen...’ Volgens mij moet je een beetje een sadist zijn om Bootkamptrainer te zijn. Mijn buikspieren beginnen te trillen, mijn benen zijn loodzwaar.

Voor drie oudere dames in trainingspak maken we plaats op de bank. ‘Nou,’ zegt de oudste met een stalen gezicht. ‘wat jullie doen, doen wij ook altijd. ‘Ja,’ zegt haar vriendin, ‘maar onze trainster doet zelf ook altijd mee. Haar blik op Don zegt alles, ze vindt hem maar lui. Als ze hun situps hebben gedaan, lopen ze parmantig weg. Hun oefeningen zitten erop. Don kijkt hen zwijgend na. Stilletjes wens ik dat ik op hun leeftijd nog zo sportief ben. Als de training klaar is zorgt de warmte van ons lichaam voor een wasem om ons heen. Vol energie en met mijn longen vol verse lucht ga ik weer naar huis.

bottom of page