Woensdag 16 december 2015
Werkmannen in de kou
‘Doe nú je jas dicht!’ Mijn stem slaat over van ergernis. Mijn zoon stopt voor het Wilhelminaplein om eindelijk te doen wat ik hem al tien keer heb gevraagd. In echo hoor ik mijn woorden naast mij. Met een donkere blik kijk ik opzij. Wie durft mij na te praten?
Drie mannen met een fluorescerend oranje werkjack nemen de tijd om het familietafereel te aanschouwen. Met een blik van leedvermaak kijken ze hoe ik mijn opstandige zoontje probeer aan te sturen. Geen blik keur ik ze waardig. Zo trots mogelijk stap ik weer op mijn fiets, hopelijk zijn we op tijd op school. Ik neem me voor niet via de Wilhelminaplein terug te fietsen. Ik ben nu eenmaal een vrouw en die vergeven niet snel. Dat kost tijd, heren. Maar de reactie van de bouwvakkers zet mij wel aan het denken. Normaal gesproken beantwoord ik hun roep om aandacht altijd met een glimlach. Staan zij niet door weer en wind te werken aan onze riolering, straat of stoep? Mijn respect krijgen ze. Vooral in de koude decembermaand. Maar dan moeten ze me niet voor gek zetten. En zeker niet midden op straat. Is de mores van de bouwvakkers veranderd of ligt het simpelweg aan mij? Straal ik uit, dat deze maand vol verplichtingen, feesten, en geregel, ten koste gaat van mijn humeur? Vermoedelijk wel. Een kwartier later ontmoet ik meer gestreste ouders en vooral veel hyperactieve kinderen. Ze bewonderen elkaars cadeautjes en vertellen trots dat ze in het weekend laat naar bed mochten. ‘Kijk mam, dit heb ik gemaakt!’ Met trots laat mijn zoon in de klas zijn kerstengel zien. Want de Sint is nog niet weg of de kerstman neemt zijn plaats in. Weer feest! En dat moet natuurlijk niet verpest worden door een chagrijnige moeder. Met dit besef neem ik me voor, me makkelijker op te stellen. Dan laat hij zijn jas toch open? Als hij het koud krijgt doet hij hem vanzelf wel dicht. De school achter mij latend fiets ik in alle rust terug naar huis. De mannen op het plein zijn druk aan het werk. Tegel voor tegel halen ze eruit, ritmisch op de tonen van de muziek. Elke voorbijganger wordt nagestaard. Alle afleiding is welkom.
‘Goedemorgen,’ zegt de kleinste als ik voorbij fiets. De twee anderen knikken goedkeurend. Hun werkhandschoenen rusten op hun schop. ‘Fijne dag heren,’ antwoord ik tevreden. Nu volledig overtuigd dat hun reactie slechts een afspiegeling is van wat ik uitstraal. Alles is vergeven en vergeten. Wat fijn dat het stoepje er straks weer netjes bij ligt.