top of page
Foto van schrijverJacobine van den Hoek

Lekkende tas


‘U lekt, mevrouw.’ Een attente dame wijst mij op het spoor dat ik achterlaat. Vanaf de kassa zijn tientallen witte druppels zichtbaar. Melk. En het stopt onder mijn kar. Langzaam vormt zich een plasje. Ik ben op weg naar mijn auto en sta, wachtend op de lift, volledig in de weg.

Er moeten prioriteiten worden gesteld. Maak ik de weg vrij of moet ik mij eerst van de boosdoener verlossen? Wanhopig kijk ik naar de drie bomvolle tassen in mijn kar. Druppel voor druppel valt op de voer. Ergens in de rieten mand, ooit gekocht op een idyllisch Frans marktje, moet het lekkende pak zich bevinden. Want plastic laat geen vocht door, toch? Stuk voor stuk hevel ik de producten over. Er vormt zich een grote stapel aan één kant van de kar.

‘Kan ik iets voor je doen?’ vraagt de vrouw, die zo aardig was mij te attenderen op mijn melkspoor. ‘Tegen iemand van de winkel zeggen, dat ik er een zooitje van maak?’ Dat doet ze en als ze weer terug is wijst ze me opnieuw op iets. ‘Volgens mij komt de melk uit de andere tas.’ ‘Nee,’ zeg ik eigenwijs, ‘dat kan niet, die is van plastic.’ ‘Misschien zit er een gat in?’ Ja, tegen die logica kan ik niet op. Net als zij volg ik het spoor en geef toe, ze heeft gelijk. Ik schenk haar een dankbare blik en stop alles weer terug in mijn rieten mand. Daarna richt ik me, met steeds rodere wangen, op de lekkende zak.

Het moet er uitzien alsof ik niet alles onder controle heb, want de vrouw blijft geduldig naast me waken. Haar vooruitziende blik heeft al lang gezien dat haar hulp later opnieuw nodig zal zijn. Maar zover ben ik nog niet. Helemaal onder in de tas vind ik, eindelijk, het 2 liter pak melk. Als een trofee houd ik hem omhoog. Maar dit glorieuze moment duurt niet lang. Nu verschijnt er voor mijn voeten een witte plas.

Radeloos zoek ik een prullenbak. Ik zie er geen. Buiten staat er een grote. Opnieuw trek ik een spoor en gooi de rest van de melk leeg voor de schuifdeuren van de winkel. Het plastic verdwijnt in de afvalbak.

Zonder melk, en met een warme rug, verwijder ik eindelijk de wegversperring. Maar bedenk dan: mijn jongste zou die avond voor het eerst zelf pannenkoeken bakken. ‘Zal ik even op je kar passen?’ De stem van mijn weldoener klinkt als muziek in mijn oren. ‘Ja graag,’ stamel ik. ‘al mijn bezittingen liggen nu ergens onderin.’ Zo snel als ik kan ren ik langs de versafdeling, pak mijn melk en loop langs de kassa terug.

Mijn redster in nood wacht geduldig bij mijn karretje. Ik dank haar en loop, nog oververhit, terug naar mijn auto. Bij het inladen van mijn boodschappen, valt mijn oog op een paar donkere druppels op het wegdek. Precies onder mijn uitlaat. Ik wend mijn blik af, wil er niets van weten.

Komentarze


bottom of page