top of page
  • Foto van schrijverJacobine van den Hoek

Verliefd


Aan een tafel naast me buigt een mooi opgemaakte vrouw zich naar een man die tegenover haar zit. Hij reageert, hangt iets naar voren. Glimlacht. Zijn jasje hangt over de stoelleuning, de wind zorgt dat de mouwen tegen zijn laptoptas wapperen. Meeuwen vliegen boven onze hoofden, en een motorboot vaart voorbij. Terwijl de vrouw aan haar wijnglas nipt kijkt ze hem uitdagend aan. Wat ze zegt hoor ik niet, maar het brengt de man in verlegenheid.

Openbaarde mijn verliefdheid zich dertien jaar geleden zich ook zo? Ik vraag het me af.

We werkten samen in een kantoorgebouw, vlakbij de Arena. In die tijd rookte hij nog, en vaak vergezelde ik hem als hij buiten onder het afdakje een sigaret wilde roken. Soms reden we even naar de Ouderkerkerplas, om uit te waaien. De geur van de hondendrollen negeerde ik, en de irritant kringelende rook ook. Nee, liever rook ik zijn geur, zag de kleur van zijn ogen of ik bekeek zijn hand die de sigaret langzaam naar zijn mond bracht. Het was de kunst om niet te veel te zeggen, het moment niet te verstoren. Hem te laten praten. Over zijn scheiding, of zijn zorg dat hij zijn kind kwijt zou raken. Hij had toen geen idee wat hij in mij opriep. Op al mijn signalen reageerde hij niet. Voor de grap op zijn schoot zitten. Dat doen collega’s. Lachen om zijn flauwe grappen. Dat vond hij heel normaal. Zelfs toen ik een half jaar later mijn relatie beëindigde, en wij steeds vaker tijd met elkaar doorbrachten, viel het kwartje niet. ‘Als je twijfelt, dan moet je niet met haar verder gaan,’ adviseerde ik hem na zijn afspraak met een jeugdvriendin. Mijn stem probeerde ik te normaliseren. Een andere vriendin, wiens naam mij nog steeds een allergische reactie oplevert, kwam verder. Toen ik haar op de ochtend van Koninginnedag slaperig bij hem in de woonkamer trof, moeten mijn ogen vuur hebben geschoten. Het hielp. Ze was binnen een uur weg. De lege stoel tegenover mij wordt ingenomen. Het is mijn Lief. Ontspannen leunt hij achterover en volgt met zijn ogen een passerende boot. ‘Weet je nog,’ vraag ik hem, ‘twaalf jaar geleden aten we hier ook, het heette toen nog Klein Paardenburg.’ Hij glimlacht. ‘Natuurlijk weet ik dat nog. Je voorspelde: “Jij weet het nog niet, maar wij worden samen oud.”’ Hoe heb ik het durven zeggen? Maar het is waar, dat is wat ik zei. Vol overtuiging. ‘Soms hebben mannen een duwtje nodig,’ zeg ik zelfvoldaan. ‘Het duwtje kwam pas toen je zei dat je mij niet meer wilde zien.’ De ‘Play hard to get’ truc deed het hem uiteindelijk. Hij buigt zich voorover en haalt een cadeautje uit zijn tas. Even ben ik verrast. Zou hij mij dan toch..? Nee, het pakje is te klein voor een ring. Na het openen staar ik verbluft naar wat ik in mijn handen heb. Zelfs na zoveel jaar kan hij mij nog verbazen. Naast me komen de man en de vrouw van hun stoel. Ik probeer haar blik te vangen, maar ze heeft alleen maar oog voor de man. Hij reageert beleefd, maar neutraal op haar. In stilte wens ik haar geluk en wijsheid. Als ik denk dat we geen oogcontact meer zullen hebben draait ze zich toch nog naar me toe. ‘Gefeliciteerd hè.’ Ik glimlach en groet haar. Ze moet hebben gehoord dat ik vandaag jarig ben.

bottom of page