Fietser geschept bij Stadshart, lees ik op twitter. Het woord scheppen zet me aan het denken. Het is eigenlijk een vreemd woord, het betekent ‘iets uit het niets vormen’. De fietser kan dus uit het niets zijn ontstaan. Dat betekent dat er een wonder in Amstelveen heeft plaatsgevonden. Zomaar, midden op straat? Wonderen zijn serieuze zaken. De katholieke kerk bepaalt of iets een wonder is. Het moet aangemeld en besproken worden. Uiteindelijk kan de kerk vaststellen: ja, we hebben er één! Het is een Godswonder! Dat zal hier niet zijn gebeurd, ik heb er immers nog niets over gelezen in de krant. Er moet een andere verklaring zijn.
Het woord scheppen kan ook betekenen dat er iets naar boven is verplaatst of ergens uit is gehaald. In dat geval kan de fietser in het water hebben gelegen. Misschien is hij er wel met een bulldozer uitgeschept? Wat zal de fietser het koud hebben gehad. Maar nee, dan zou er toch wel hebben gestaan: Bulldozer schept fietser uit water. En dat stond er niet. Er stond: fietser geschept bij Stadshart. Dan moet de derde, weer een andere betekenis van het woord scheppen, van toepassing zijn: ‘door botsen omhoog slingeren’. Ik word toch nieuwsgierig en open het tweetje. Er staat niet veel in. Het gebeurde op de Keizer Karelweg. Híj, het is dus een jongen of een man, stak over. Daar heeft hij op zijn fiets gezeten en iets - waarschijnlijk een auto - is tegen hem aangebotst. Met een grote zwaai moet hij omhoog zijn geslingerd. Dat beweert de uitleg van de Van Dale tenminste. Zag hij het asfalt onder zich, terwijl hij door de lucht vloog? Of keek hij juist naar de hemel? Dacht hij nog ergens aan, nadat de auto hem raakte? Vertraagde of versnelde de tijd voor zijn gevoel? Misschien vloog zijn fiets wel met hem mee? In dat geval vlogen ze dus samen door de lucht. Hoeveel meter? Eén, twee of zelfs drie meter ver? Het neerkomen moet pijn hebben gedaan. Zeker als de fietser eerder op de grond viel dan de fiets. Verder bericht RTVA dat de fietser ter plaatse is nagekeken door ambulancepersoneel en dat daarvoor drie rijstroken werden afgesloten. Er staat een foto bij. Eenzaam ligt een fiets op de grond, daarachter een ambulance. Ik herken de plek. Er reed dus iemand door rood. In gedachten vul ik in wie. De automobilist of de fietser? Ik heb een idee, maar schrijf het nu niet op. Wie ben ik om een gebeurtenis in te vullen? Niemand hoefde mee naar het ziekenhuis. Dat schept duidelijkheid in het verhaal. Het is dus goed afgelopen en daar schep ik genoegen in.