Gaat die ring de grond in?’ ‘Kan ze ons horen?’ ‘Is ze koud?’ Nieuwsgierig buigt mijn jongste zoon naar voren. Hij durft haar niet aan te raken hoewel mijn oom dat net heeft gedaan. De vreemde teint van haar huid, haar gesloten ogen, de kist, het beangstigt hem, alsof de eenzaamheid van haar lichaam over kan springen naar het zijne.
Vijf dagen geleden blies mijn oudtante haar laatste adem uit. Ze was kinderloos. Bewust. Dat ze full-time werkte was in haar tijd vooruitstrevend. Anders. Met haar man maakten ze mooie reizen, ze bezochten theaters en musea. Toen hij er niet meer was bleef ze ondernemend. De laatste reis was naar Sint-Petersburg, de culturele hoofdstad van Rusland. Hoewel ze niet lang kon staan, bezocht ze de Hermitage en het winterpaleis van de Russische tsaren. Ze koppelde de geschiedenis aan de voorwerpen die ze zag, en vertelde er later over. Onderzoekend. Belangstellend. Zo was ze.
Vandaag ligt ze opgebaard in uitvaartcentrum Bouwens en nemen wij afscheid van haar. 93 Jaar is ze geworden. Een mooie leeftijd, zeggen we tegen elkaar. We drinken koffie, halen herinneringen op, terwijl onze jongens om de koffietafel drentelen en onopvallend koekjes van de tafel pikken. Zo aangeslagen als ze waren toen we binnenkwamen, zo zichzelf zijn ze nu.
Toen ik de rouwkaart ontving, twijfelde ik of we de 8- en 10-jarige jongens mee moesten nemen; zij hadden nog nooit een overleden iemand gezien. Ik wilde ze natuurlijk geen trauma bezorgen – ik heb zelf een herinnering waarbij een kist met een opa rechtop tegen de wand stond. Aan de andere kant hoort de dood bij het echte leven, we krijgen er allemaal een keer mee te maken. Door onze jongens bij het afscheid van mijn oudtante te betrekken, hoopte ik dat de dood voor hen meer werd dan een abstract begrip.
Na de koffie gaan we nog even de kamer in, waar tante in haar kist ligt. ‘Ze zag ze er vroeger heel anders uit,’ stelt de jongste vast. Zijn ogen glijden van de foto van mijn oudtante naar het bleke, smalle gezicht in de kist. ‘Dat is zo,’ zeg ik, ‘maar haar ziel verandert niet.’ Hij zwijgt, en knikt.
Deze column is geplaatst in het Amstelveens Nieuwsblad.