Ver weg hoor ik meeuwen. Hoe harder ze krijsen hoe rustiger ik word. Met mijn voeten verleg ik het picknickkleed onder me; het glijdt weg door de helling van de duin. De zon op mijn gezicht vermenigvuldigt mijn sproeten. Insecten zoemen, onzichtbaar en zacht. Links, dan rechts, hoor ik krekels. Ze fluisteren me iets toe. Ik luister, maar kan de boodschap niet ontcijferen, daarvoor ben ik nog te moe.
Familieplanning. Je kunt er druk mee zijn. Woensdagen, zaterdagen en zondagen vulden zich met feestjes. Onze 11-jarige had in juni wel tien (klassen)feesten. Bij Sporting Martinus werden slot-, eind-, en vrijwillige toernooien georganiseerd; onze zonen deden aan alles mee. Uitgestelde verjaardagen. Buurtborrels. Een huwelijk. Alles werd in juni gepropt. ‘Doet de 11-jarige mee aan het tennistoernooi?’ ‘De voorstelling in het Amsterdamse Bos, je mag het niet missen!’ ‘Ben je naar Bacchus geweest?’
Mijn hoofd tolde. Ik beloofde dingen die ik onmogelijk kon waarmaken. Zei af. Deed mijn best. Corrigeerde. Probeerde de rust in mijn hoofd te bewaren. Ik gaf antwoord op de vragen van onze jongens, maar betrapte mezelf erop dat mijn lontje erg kort was. Ik werd boos. Zei sorry. Ze accepteerden het, en stuiterden verder.
Toen begon Oerol. Net op tijd. Alleen. Helemaal alleen. Een week lang, geen verplichtingen en verantwoording af te leggen. Slechts op tijd zijn voor een voorstelling. Of niet. Ook geen probleem. Sommigen verklaarden me voor gek. Vroegen of het niet eenzaam was en of ik me niet zou vervelen. Nee?! Op Oerol leer ik weer luisteren en kijken. Leer ik bijzaken van hoofdzaken te scheiden en verwaaien zorgen in de wind.
Ik kijk nog eens om me heen, maak een foto van de duinen en beloof mezelf dit gevoel vast te houden, mee te nemen naar de hectiek van het normale leven. De foto wordt mijn anker. Iedere keer dat ik hem zie, zal ik in gedachten teruggaan naar dit moment. Ver weg. Hoofd leeg. In de duinen.
Deze column is geplaatst in het Amstelveens Nieuwsblad.
Meer columns vind je hier.