‘Omdat ik vaker mijn mobiel in mijn handen heb dan een boek, heb ik Facebook verlaten,’ was een bericht dat ik op Twitter tegenkwam. Herkenbaar. Ook mijn handen glijden vaak mechanisch naar mijn mobiele telefoon. Check, check, dubbelcheck. Hoewel vrijwel alle piepjes uitstaan, wil ik weten of ik niets heb gemist. Ik haat het. Nee, ik moet eerlijk zijn, ik hou ervan. Het aantal duimpjes en hartjes onder de berichtjes geeft me een goed gevoel. Endorfine, zeggen de wetenschappers.

‘Ik heb een scar!’ hoor ik mijn jongste blij roepen vanachter de Xbox-one. Door de speaker van de telefoon hoor ik een vriendje: ‘Heb jij een legendary gun voor me?’ Ze spreken abracadabra voor mij. De jongen waar mijn zoon, op afstand, mee speelt wonen verderop in Amstelveen. Sinds ze elkaar via het spel Fortnite hebben gevonden zijn ze de beste vrienden. Met lede ogen kijk ik het aan. Liever zie ik vuurrode wangen van het voetballen dan van het gamen. Nog even, en dan is de winterstop bij Sporting Martinus voorbij en kan ik hen verbieden de Xbox te gebruiken. Tot die tijd is de aantrekkingskracht van het apparaat als honing op bijen en is het een titanenstrijd om de jongens erbij vandaan te houden.
‘Mam, de meester zegt dat je leert van gamen.’ Mijn zoon vindt het gameverbod onzinnig en oneerlijk. ‘Je zit zelf ook de hele tijd op je telefoon? En wij praten toch met elkaar, dat hoor je toch?’ Ik kan niet ontkennen dat er veel gecommuniceerd wordt tussen de vriendjes. Mijn argument dat kinderen niet meer met elkaar praten heeft hij onderuitgehaald. En wat betreft mijn eigen telefoongebruik heeft hij ook een punt. Het is de drang naar informatie, de drang verbonden te zijn, en de drang om snelle resultaten te behalen die ons beiden naar het scherm trekt.
Meegaan met de tijd of nieuwe technologische gebruiken verbieden? Een constant dilemma waarmee ik worstel. Ik haat het. Nee, ik hou ervan. Het is zoeken naar de middenweg.
Deze column is geplaatst in het Amstelveens Nieuwsblad. Meer columns vind je hier.
Comments