De stal lonkt; de rust om naast onze vrienden in het zonnetje te zitten, of om nog een keer de berg op te gaan, is verdwenen. Amstelveen staat op ons netvlies, daar willen we zijn. Als een kudde makke schapen rijden we over het donkere asfalt. Bij het lezen van troosteloze berichten knipperen we met onze ogen en kijken we elkaar meewarig aan. Arme mensen in Frankrijk. Het zal je maar gebeuren: zes uur vertraging in de kou. ‘Nou, ik zou er geen zin in hebben, om moe en bezweet in de auto te stappen en dan nog eens 1200km naar huis rijden,’ reageer ik, als mijn vriendin een filmpje doorstuurt vanaf een terras op de piste. Haar wangen blozen in de zon. De warme chocolademelk dampt in de kou. ‘Pas op,’ roep ik geschrokken. ‘Hij remt!’ Voor ons lichten, in een wave, honderden achterlichten op. We staan weer stil. Het is halfdrie ’s middags als we een jolig berichtje ontvangen van onze vrienden: we vertrekken! Ze stappen vier uur later dan wij in de auto. Ach, denken we, wij zijn eerder thuis. ‘McDonald’s!’ roepen de kinderen vanaf de achterbank. De file is net opgelost als we de grote M langs de snelweg zien schitteren. We stoppen. We zijn niet de enige die wat lusten. In dikke rijen staan mensen voor de kassa. Kent de Mc normaal gesproken een geolied proces, vandaag loopt alles vast alsof een dik pak sneeuw de tandwielen belemmert te draaien. We wachten negenenvijftig minuten op onze bestelling. Een record. Weer in de auto negeren we de berichten van onze vrienden. We willen niet weten dat ze onze McDonald’s zojuist zijn gepasseerd. Hun succeswens voelt als een uitdagend uitgestoken tong. Het is midden in de nacht als we eindelijk in Amstelveen aankomen. Een ding nemen we ons voor: nooit meer laten we ons leiden door ons instinct. We zijn geen schapen.
Deze column is geplaatst in het Amstelveens Nieuwsblad. Meer columns lees je hier.
Comments