Voor mij staan twee klasgenoten. Om de beurt wijzen ze iemand aan. De jongen die het hardst kan gooien wordt als eerste gekozen, daarna een meisje dat niet voor hem onderdoet. Naarmate het aantal kinderen op de schoolbank kleiner wordt, wordt het gejuich ook minder. Als er nog slechts één kindjes naast me zit, kijken ze aarzelend. Eerst naar mij, dan naar haar. Mijn blik wend ik af, ik zie mijn knokige benen vol blauwe plekken. Zenuwachtig duw ik mijn bril verder op mijn neus. Daardoor zie ik de vinger die naar het kind naast mij wijst niet. De trefbalteams zijn bijna compleet. Ik ben de laatste die wordt gekozen.
‘Het is niet nodig om zo verlegen te zijn. Je bent de mooiste van de hele wereld.’ Dat zegt mijn moeder vaak. Zo vaak, dat ik haar niet meer geloof. Ik zie mezelf toch in de spiegel! ‘Wil je naar een assertiviteitstraining?’ vraagt ze zich op een dag hardop af. Het woord alleen al, het klinkt ingewikkeld. Ik schut mijn hoofd. Dat is toch in een groep? Nee, alsjeblieft niet. Liever trek ik me terug, en volg de vlinders die door het park bij Elsrijk fladderen. Alleen. Geen gedoe. Waarom zou ik een bal keihard tegen me aan laat knallen tijdens gym, of me voordoen zoals zij zijn, grappig en gevat.
Het is wonderlijk dat mijn gevoel van 35 jaar geleden, in één keer de kop op kan steken bij een klein voorval. Zomaar op het schoolplein bijvoorbeeld, als ik mijn jongens ophaal, en ik kletsende moeders in groepjes zie staan. Zal ik erbij gaan staan, of juist niet? Wat wordt er van me verwacht? Intussen heb ik toch wel voldoende zelfvertrouwen opgebouwd om dit soort situaties aan te kunnen? Natuurlijk heb ik dat. Niemand merkt aan mij dat ik ergens moeite mee heb. Niemand ziet aan mij dat er een deurtje is geopend waarvan ik bijna was vergeten dat het er is. Soms kies ik ervoor het deurtje open te duwen, en wat rond te neuzen in dat kleine stinkende kamertje. Een beetje frisse lucht kan geen kwaad. Daarna deel ik mijn ervaring met mijn man. Verbaasd over mijn kinderlijke onzekerheid en lacherig omdat er nog zoveel oude herinneringen zijn. ‘Maak je niet druk,’ adviseert hij, als er weer eens iets is gebeurd. ‘Vaak is er een andere verklaring voor een reactie dan die jij hebt bedacht. Je haalt vast dingen in je hoofd die er niet zijn.’ Natuurlijk heeft hij gelijk. Want was het niet zo dat ik tijdens gym misschien de meest onhandige kluns van de klas was, maar na school wél vriendjes had om mee te spelen? Ze negeerden me als ik zielig in een hoekje ging zitten, maar als ik normaal deed, deden zij dat toch ook? Zijn woorden prent ik me in. En de enkele keer dat ik nu het gevoel krijg dat ik word vergeten of word overgeslagen, dan bedenk ik, dat ik normaal moet reageren. Me vooral niet zielig moet voelen. En dat lukt. Maar het blijft bijzonder dat ik me soms, heel soms, weer even zeven jaar voel.
Twitter: @JacobinevdHoek