Net als mijn vriendin hield ik de sigaret op de juiste manier vast, mijn vingers wezen omhoog en het brandende puntje gaf licht als een vuurtoren. Met rechte rug en een gezicht van: mij hoef je niets te vertellen, blies ze rook uit. Zo stoer! We praatten wat en namen een trekje. Stiekem. De leerkrachten van de school, het CSB, mochten niet weten dat we rookten.
Daar denk ik aan als ik de hangjongeren op het Stadshart zie. Hun huid nog glad en rimpelloos. Naast hen glimmen scooters. Sommigen hebben een hand claimend op het zadel. Een aantal zwijgt en staart naar hun mobiel, de sigaret achteloos tussen hun vingers. Meisjes met lange dunne benen wapperen hun haar naar achteren. Dertien was ik, toen ik mijn eerste sigaret rookte. Het witte staafje van het juiste merk gaf me zelfvertrouwen. Ik hoorde erbij. Een paar jongens uit mijn klas rookten wiet. Dat ik daar niet van hield was puur geluk. Het maakte mij sloom en slaperig. Vrienden kregen de smaak te pakken, enkelen zaten nooit meer nuchter in de klas. Destijds zagen we geen enkel risico in het opsteken van een jointje. Alcohol maakt meer stuk dan je lief is, zei de slogan op tv. Maar over drugs sprak niemand. Mijn moeder was in alle staten toen ze het rood-witte sigarettenpakje in de binnenkant van mijn jas vond. Maar hoe dwing je een puberdochter te stoppen met roken? Ze deed het enige verstandige en bracht mij naar haar vader op de Duivelandselaan. Eigenlijk was ik te oud om op Bompa’s knie te zitten. Ik durfde me nauwelijks te bewegen op zijn door kanker wegterende benen. ‘Hoeveel sigaretten rook je per dag?’ vroeg hij. Ik twijfelde, kon maar beter niet zeggen dat het er zo’n vijftien waren. ‘Zeven,’ antwoordde ik. ‘Zo veel?!’ Zijn ogen leken wel schoteltjes in zijn vermagerde gezicht. Ik beloofde dat ik het niet meer zou doen. Een week later overleed hij. Dat ik niet rook vind ik een geschenk. Nooit hoef ik mij als een paria naar buiten te spoeden om drang naar nicotine te bevredigen. Mijn kleding hoeft niet na één keer dragen in de was, en dat mijn longen wat langer mee kunnen vind ik ook een fijn idee. Ik zou het de jongeren op het Stadsplein willen toeschreeuwen: ‘Laat die troep toch liggen.’ Maar ik weet dat het niet overkomt. Daarom zwijg ik. Misschien helpt het dat het deze maand stoptober is en wordt de ‘stoptober challenge’ een rage.