top of page
  • Jacobne van den Hoek

Verboden vuurwerk


Zodra ik binnenkom is het angstvallig stil in huis. Er zou toch een vriendje bij ons spelen? Ik doe de tussendeur open. Een geur van buskruit komt me tegemoet. De woonkamer is gehuld in grijze mist.

Mijn zoon staat in de tuin met een gele 3D-bioscoopbril op zijn neus. Aan de kleur van zijn wangen te zien is hij geschrokken van mijn komst. Op dinsdagmiddag laat ik hem altijd even alleen. Dan zet ik mijn jongste af bij Buenting, stop hem zijn bokshandschoenen toe, en doe tijdens de les de boodschappen. Maar omdat er vandaag een vriendje zou blijven spelen, leek het me dit keer wijs om toch terug naar huis te gaan. Het doet me goed dat mijn zoon en het vriendje kennelijk inzagen dat vuurwerk gevaarlijk is, en de vuurwerkbrillen hebben gezocht. Een 3D-bril is inderdaad een goed alternatief. Tegelijkertijd zie ik voor me hoe ze daar hadden kunnen staan: met weggebrande vingers, schreeuwend en gillend om mama. Bellen lukt hen niet meer. En ik, ik zou dan doodleuk in de C1000 mijn boontjes afwegen of op zoek zijn naar de cornflakes. Hoe moet je reageren als je zoon over de grens gaat? Het hoort erbij. Natuurlijk. Kattenkwaad, je gunt het ieder kind. MAAR NIET IN ONS HUIS! Boos, dat word ik. Logisch toch? Ik breng het vriendje direct naar huis en stuur mijn zoon naar zijn kamer. Hij moet er blijven totdat we gaan eten. De tas met rotjes, gillende keukenmeiden en ander fout spul was al een week lang een doorn in mijn oog. ‘Ik wil toch niet een heel jaar vuurwerk in huis hebben?’ vroeg ik mijn man? ‘Gooi het in de prullenbak,’ antwoordde hij laconiek. Met deze oplossing zijn de kinderen het niet eens. Ik ook niet: ‘Dat kan toch niet. Veel te gevaarlijk.’ En daarom lag het er, uitdagend, midden in de woonkamer, als een zak snoep waar de kinderen niet aan mochten komen. Maar nu moet ik iets met die verdoemde tas vol brandbaar spul doen. Ik rijd naar het afvalbrengstation op de Grutterij. Ik rijd er eerst voorbij omdat ik een slagboom verwacht. Open van 8.30 tot 16.00 uur, staat er met grote letters. Het is 16.08 uur. Ik vloek. Wat moet ik met die rotzooi? Ik zet mijn auto voor het hek, open de achterbak, pak de tas eruit en wurm deze door de spijlen van het hek. Voor de zekerheid gooi ik hem zo ver mogelijk naar de slagboom. Succes ermee, afvalbrengstationmedewerkers! Daarna draai ik mijn rug naar de camera. ‘Lach niet zo hard,’ vermaan ik mijn man, als hij ’s avonds thuis komt. Hij vindt het een vermakelijk verhaal. Vroeger heeft hij zo vaak vuurwerk afgestoken, hoe harder, hoe beter, en vooral wanneer het niet mocht. ‘Waag het, om hem te tonen dat je het grappig vindt.’ Dat doet hij niet. ’s Avonds verbijt hij zijn lach en hebben we aan tafel een serieus gesprek over de gevaren van vuurwerk. Volg Jacobine van den Hoek op Facebook of Twitter

bottom of page