Starende blikken. Hoofden gebogen. Met neergeslagen ogen kijken de mensen voor mij naar een scherm dat ze in hun handen houden. Aan de meesten hangt een draad die in een jaszak verdwijnt, als de toevoer van levensadem voor de bezitter. Iedereen bevindt zich in een eigen wereld. ‘Is dit een scene uit een sciencefiction film?’ vraag ik mij hardop af. Ik herinner mij films waarin elk persoon verbonden was met een apparaatje. De acteurs liepen als zombies langs elkaar, niemand had direct contact en alles ging via een mobiel apparaat. Ik vond het griezelig en onwerkelijk. Zoiets zou in het echt nooit gebeuren, dacht ik toen nog. Geen mens zou zich zó kwetsbaar en afhankelijk opstellen. We lachten om de makers van de film, wat een fantasie! Vandaag lach ik ook, met ogen, groot van verbazing. Dat wel. Het is zaterdag en ik bevind me op het Stadsplein in Amstelveen. Waar mensen normaal gesproken met elkaar praten of met koopzuchtige ogen etalages ingluren, is de wereld veranderd in een zombiewereld. ‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik een meisje met een geel shirt aan. Ze deelt kartonnen Pokémon hoedjes uit. ‘Gio komt vandaag,’ zegt ze, ‘er zijn vandaag extra Pokémonstops in het winkelcentrum. Er is ook een prijs te winnen, een powerbank…’ ‘Een wat?’ onderbreek ik haar. Ik voel me met de minuut ouder worden. ‘Een powerbank, dat is een externe batterij voor de telefoon. Die heb je wel nodig als je Pokémon speelt. Je mobiel is zo leeg.’ Ah, denk ik, dat verklaart al die vreemde draadjes. ‘En wat doen al deze mensen nu? Wat zien ze op hun scherm?’ ‘Ze zoeken digitale Pokémonbeestjes. Zodra ze er drie hebben gevangen maken ze kans op prijzen.’ ‘De powerbank?’ Ze knikt. ‘En een meet-and-greet met Gio.’ Ondanks dat ik mij intussen behoorlijk dom voel, vraag ik het toch: ‘Gio?’ ‘Een bekende youtuber.’ Om me gerust te stellen voegt ze er aan toe: ‘Heel bekend bij jonge kinderen.’ Ik bedank haar, drink mijn cappuccino, en verwonder mij over de vele volwassenen voor me. Aan het einde van de middag komt mijn zoon enthousiast thuis. Hij heeft Gio ontmoet, zijn held. Hij heeft ook een selfie met hem. Super cool. Ik vraag hem waarom Gio zo stoer is. ‘Cool mam, niet stoer. Hij gamet op youtube en haalt pranks uit.’ ‘Pranks?’ ’Grapjes, mam. Geintjes. Hij houdt zijn vrienden voor de gek, of zijn gezin. Doet zelf ook heel gek.’ Terwijl hij over hem praat glimt zijn gezicht van plezier. Als de zombies op het stadsplein deze emoties ook nog kunnen ervaren is de wereld misschien nog niet verloren.