Een onbekend nummer belt mij op mijn mobiel. ‘Moet jouw zoon net als mijn dochter morgenochtend om acht uur op de Piet Hein school zijn?’ ‘Nee,’ antwoord ik verbaasd. ‘Daar heb ik niets over gehoord?’ ‘Ze moeten als ezel.’ ‘Als wat?’ ‘Verkleed als ezel, bij het zebrapad staan.’
Als ik dit telefoontje krijg ligt mijn jongste al in bed. Ik ken het probleem van het zebrapad op de Amsterdamseweg: het is een doorgaande weg waar ook hulpdiensten gebruik van maken. Er kan dus geen school- of 30km per uur-zone worden gecreëerd. De meeste automobilisten stoppen. De meesten, maar ik herinner me… Haar grijze haren waren goed zichtbaar door het raam, ze reed alsof haar voet zat vastgelijmd aan het gaspedaal. Ik zag haar aankomen. Mijn zoon zag het ook, tenminste dat dacht ik. Toch maakte hij aanstalten om het zebrapad op de Amsterdamseweg over te steken, tegelijkertijd werd hij afgeleid door een vriendje die hem riep. De wielen van de auto kwamen razendsnel dichterbij. Mijn zoon draaide lachend zijn hoofd naar het vriendje en liep door. Ik verwachtte dat de dame zou remmen. Nee, nog steeds drukte de voet van de dame op het gas. Op vijftien seconde vertraging zat ze niet te wachten. Op het laatste moment trok ik mijn zoon aan zijn arm terug naar de stoep. Direct daarna scheerde de auto langs zijn geschrokken gezichtje. ‘Dat is écht een oelewapper!’ zei hij boos. ‘Een asociaal! Toch mam?’ De uitdrukkingen die mijn man ooit gebruikte voor een automobilist die als een gek langs onze fietsen raasde, omschreven de oude dame uitstekend. Het laten loslopen van gekostumeerde schoolkinderen lijkt me daarom een goede en ludieke actie om weggebruikers te attenderen op gevaar. Er is echter vanuit school geen melding geweest, noch vond ik een briefje in de tas van mijn jongste. De volgende ochtend vraag ik ernaar. ‘Ja,’ zegt de jongste, zijn gezicht glimt van trots, ‘ik mag de ezel zijn.’ ‘Maar is dat vandaag?’ vraag ik. ‘Want als dat zo is, moet je je haasten.’ ‘Ik weet het niet. Denk van niet. Ik zal het de meester vragen.’ ‘Niet vergeten hè.’ Een kus. Een zwaai. En mijn jongste verlaat op het normale tijdstip ons huis. Als hij ’s middags weer thuis komt kijkt hij alsof zijn laatste snoepje is opgegeten. ‘Ik was te laat! Ik kón de ezel niet meer zijn!’ ‘Ik vroeg het je…’ ‘Waarom heb je me niet eerder naar school gestuurd!’ Tranen rollen over zijn wangen. De wereld is te klein voor zijn verdriet. ‘Tja… Ook mama’s zijn wel eens ezels.’ Volg Jacobine van den Hoek op Facebook of Twitter