‘Heb je alles? Nee. Je scheenbeschermers nog. Hier. Trek aan, en kom nou.’ ‘Je bent te laat,’ mompelt mijn man met een gezicht alsof hij dat al lang had voorzien. Ik prop de laatste hap van mijn boterham naar binnen, en vraag waar ik ook alweer naar toe moet. ‘Voetbalvereniging Heemraad, schat. Heb ik al twee keer gezegd. Half negen daar.’ Via de navigatie rijden mijn zoon en ik naar de juiste club; ik haal altijd de namen van de clubs door elkaar. De regenwisser zwaait verwoed, de druppels vliegen van het raam. ‘Doe je je trainingsjas dicht?’ vraag ik, als we er zijn. Al dagen heeft hij een blaffend hoestje. We stappen uit de auto, maar ik ren terug om mijn paraplu te halen. ‘Ga maar vast,’ roep ik mijn zoon toe. Hij wacht. Zijn haren plakken op zijn voorhoofd. Samen lopen we naar het clubhuis en zoeken we de juiste ingang. Binnen herken ik gezichten, ik groet moeders, maar zie niemand van mijn zoons team. Speurend zoek ik naar het rood-zwarte Sporting Martinus tenue. Nergens. Iemand wijst mij op een rooster aan de muur, maar de afkortingen lijken natuurkundige berekeningen. We openen deuren van kleedkamers en ik verontschuldig me als er verstoord wordt opgekeken. Ten einde raad typ ik in de 10-3 WhatsApp-groep, Waar zijn jullie? Het antwoord komt snel. Je bent een week te vroeg! Ik kan het niet laten een cynisch bedankje voor mijn man op de app te plaatsen. Hij staat intussen met onze andere zoon langs de lijn bij Sporting Martinus. Ad rem reageert hij: ‘Het goede nieuws is, je weet nu al waar je volgende week moet zijn.’ Voor deze zaterdag geen voetbalwedstrijd, maar een wijze les: luiheid loont niet. Als we onze eigen boontjes hadden gedopt, en zelf hadden opgezocht waar we moesten zijn, dan had ons dat een uitslaapzaterdag opgeleverd en een beter humeur.
Deze column is geplaatst in het Amstelveens Nieuwsblad. Meer columns en blogs van Jacobine vind je hier.