Berichten van anonieme nummers krijgen nooit direct mijn belangstelling, maar dit keer trok de voorvertoning op mijn mobiel wel degelijk mijn aandacht. Ik opende de whatsapp en las. De zender bleek ik te kennen. Persoonlijk zelfs. In het bericht vroeg ze me iets te doen. In ieder woord klonk de wanhoop door.
Het gebeurde op een onbewaakt moment. Dat moet wel. Door een verkeerde beweging of een lam schakeltje. Pas thuis aangekomen merkte ze het; werktuiglijk was haar hand naar haar hals gegleden en voelde ze… niets. Niets!
Een paar keer per dag voelde Carla zich, door de door de bolvormig geslepen grijze parel even aan te raken, verbonden met haar dochter. De halsketting was nog net geen levensader. Dat bleek, want Carla ademde nog. Maar toen ze de vertrouwde parel bij haar hals niet meer voelde, klauwden haar handen in paniek. Zoekend. Radeloos. Wetende dat haar vingers niets zouden vinden.
‘Alle winkels ben ik afgelopen,’ vertelde ze me later. ‘De parel met aquamarijn, een lichtblauw steen, is gemaakt door mijn dochter. Ze is goudsmid.’ Haar stem klonk zacht toen ze zei: ‘Ik was nog zo blij, dat ze de vloeren in het Stadshart nog niet hadden schoongemaakt… Maar… Nee…’
Als ik mijn arm via mijn mobiel om haar schouder had kunnen leggen, had ik het zeker gedaan. Voor háár was de waarde van het sieraad onbetaalbaar. Dat wist ik, toch zei ik alleen: ‘Hij ligt ook niet hier,’ en keek voor de zekerheid nog eens bij onze deur of hij daar van haar nek was gegleden en tussen de bladeren terecht was gekomen.
Weken later vroeg ik er opnieuw naar: ‘Uw hanger, heeft u hem…’ ‘Nee,’ zei ze. ‘Ik denk er nog dagelijks aan.’ Met een hulpeloos gebaar haalde Carla haar schouders op. Aan de manier waarop ze het deed, merkte ik, dat ze de hoop nog niet had opgegeven. Haar nummer had ik intussen opgeslagen, zodat ik haar kon bellen zodra de hanger zich zou laten vinden.
Deze column is geplaatst in het Amstelveens Nieuwsblad. Voor meer columns klik hier.
Comments