top of page
Foto van schrijverJacobine van den Hoek

Zwerversbestaan


In zijn linkerhand heeft hij een stapel krantjes, de andere heeft hij in zijn zak gestopt. Van zijn haren zie ik alleen een randje onder zijn dikke wintermuts. Hij wacht. Staat. Glimlacht naar me, terwijl ik met een leeg winkelwagentje langsloop. Als hij mijn blik opvangt voel ik me schuldig, wat ik hem kwalijk neem. Het is alsof hij weet hoe lang mijn boodschappenlijst is, weet hoeveel geld ik in de Jumbo aan de Rembrandtweg uit ga geven. Het is alsof hij mij woordeloos inseint dat híj niets heeft. Niets! Geen familie waar hij naartoe kan. Geen echte vrienden. Geen plek om te slapen. Niets. En ik alles. Met een volgeladen kar en mijn portemonnee nog in de hand verlaat ik de kassa. Een stemmig liedje achtervolgt me als ik de winkel uitloop. Ik moet langs hem, wil ik mijn auto op de parkeerplaats bereiken. Een steek in mijn buik. Voor een reep Tony Chocolonely heb ik 2,72 Euro betaald; zonder nadenken legde ik het in mijn wagentje. En nu zou ik hem niets geven?

Hij is jong. Net twintig. Hij wrijft zijn handen tegen elkaar aan van de kou. Zijn jeugdigheid treft me en doet me denken aan mijn eigen jongens. Hen moeten we op het rechte pad zien te houden. Ergens in zijn leven heeft deze jongeman een verkeerde afslag genomen. Hij kijkt me aan – een trucje, denk ik nog – toch glimlach ik naar hem. Stop. En blijf staan.

‘Hoe heb je de feestdagen doorgebracht?’ vraag ik. Nieuwsgierig, maar het lijkt hem niet te deren. ‘Ik heb gee…’ ‘Nee,’ onderbreek ik hem. ‘Ik bedoel: waar heb je geslapen? Ben je naar het Leger des Heils geweest?’ Het idee dat hij in de regen en de kou buiten heeft moeten slapen doet mij huiveren. ‘Een dagje maar. De andere nachten sliep ik in een boot. Dat weten ze niet, de eigenaren…’ Hij zegt het bijna verontschuldigend. Dat hoeft niet; ik gun hem alle slaapplekken van de wereld en zou hem het liefst nog een extra dekentje willen geven. Uit mijn portemonnee vis ik drie Euro, ik geef het hem en zeg: ‘Dat het een mooi en gezond jaar voor je mag worden.’ Een antwoord krijg ik niet.

Deze column is geplaatst in het Amstelveens Nieuwsblad.

Meer columns vind je hier.

Kommentare


bottom of page